Broedvogelonderzoek bufferzone


Onderzoek naar broedvogels in het gebied, dat al zo’n 28 jaar wordt verricht, laat duidelijke veranderingen zien. De broedvogels van het (kleinschalig) agrarisch cultuurlandschap zijn sterk achteruit gegaan of zelfs verdwenen, zoals de wulp, kievit, patrijs, veldleeuwerik en kneu. Daarmee volgt dit gebied de landelijke (negatieve) trend. Door de aanleg van nieuwe singels daarentegen profiteren soorten van jonge opgaande beplanting zoals de spotvogel, braamsluiper, tuinfluiter en fitis. Deze zijn sterk toegenomen, evenals de soorten die een voorkeur hebben voor ruigte en struweel zoals bosrietzanger, kleine karekiet, grasmus en sprinkhaanzanger. De recente toename van de koekoek wijst er bovendien op dat er voor deze soort meer te halen valt dan vroeger. Door het ouder worden van de bossen laten de meeste ‘bosvogels’ dan ook een positieve trend zien, zoals de grote- en kleine bonte specht, zwartkop en grauwe vliegenvanger. Het meest in het oog springend is de kolonisatie van de bufferzone door water- en moerasvogels. Sinds de aanleg van de poelen en moeras behoren dodaars, grauwe gans, nijlgans, wintertaling en waterral tot de vaste broedvogelsoorten. Incidenteel worden ook kuifeend, zomertaling, grote Canadese gans en krakeend gesignaleerd.
 

Dagvlinders


Van de soorten die overwinteren zoals de vlinder, komen er in de bufferzone maar geringe aantallen voor, o.a. de Citroenvlinder, Gehakkelde- Aurelia, Kleine- Vos en Dagpauwoog. Deze zijn als eerste in het voorjaar waar te nemen, het Citroentje legt zijn eitjes op Vuilboom,de andere drie doen dit op brandnetels.
In de weilanden rond het veen komen massaal pinksterbloemen voor, dit is de waardplant van het Oranjetipje, waardplant wil zeggen dat de vlinder deze plant gebruikt als voedsel voor de rupsen, de vlinder vliegt hier in grote aantallen tussen half -April en eind- Mei, verder kom je nog weleens Landkaartjes tegen in voorjaarskleed. In de zomer zie je in de bloemrijke graslanden van bufferzone het Groot-witje, Klein-witje, Geaderd-witje, Distelvlinder, Atalanta, Icarusblauwtje, Zwartsprietdikkopje, Bruinzandoogje, en de tweede generatie van de citroenvlinder, Dagpauwoog, Kleine-Vos en het Landkaartje. Langs de bosranden en braamstroken komen het Bontzandoogje, Bruinzandoogje, Koevinkje, Groot dikkopje en een enkele keer de Grote-Weerschijnvlinder voor. Voor In de bufferzone komen vooral in de omgeving van de poelen de volgende libellen voor, de Viervlek, Keizerslibel, Platbuik, Oeverlibel, Bloedrode heidelibel, en een verdwaalde Noorse witsnuitlibel, in het veen komen deze massaal voor. Verder zien we hier verschillende waterjuffers o.a. de Azuurwaterjuffer, water snuffel, vuurjuffer en een enkel Lantaarntje.
 

Reptielen en amfibieën


In de bufferzone zijn de volgende soorten waargenomen, kamsalamander, Kleine watersalamander, Levendbarende hagedis, Bruine kikker, Poelkikker, Groene kikker, Ringslang en Moerassprinkhaan.
 

Flora


De bufferzone herbergt een bijzondere flora. De geplagde delen zijn zeer soortenrijk en er groeien diverse zeer zeldzame soorten waaronder het vleesetende plantje de Kleine zonnedauw en verscheidene zeggensoorten. Op één plek zijn een aantal kiemplanten aangetroffen van de Rijsbes. In het Vragenderveen komt deze zeer zeldzame soort overvloedig voor, maar buiten het ‘veen’ is deze soort nog nooit gevonden. De vestiging van de Rijsbes in de bufferzone is het gevolg van een succesvol beheer. Andere soorten die in het natuurontwikkelingsgebied voorkomen zijn Gevlekte orchis, Koningsvaren,  Dubbelloof, Alpenrus, Liggend hertshooi, Struikheide, Dopheide, Stekelbrem, Waterpostelein, Blauwe zegge, Dwergzegge, Klein bronkruid, Ondergedoken moerasscherm, Wateraardbei, Schaafstro en Trekrus. Wat de mossen betreft zijn de vondsten minstens zo opmerkelijk. 
Zo groeit hier het bladmos de Grote viltmuts Beekstaartjes mos en Bleek peermos en de levermossen Flesjesmos, Gewoon moerasvorkje, Hol moerasvorkje, Dik landvorkje.
In de begraasde delen van het gebied gaat de ontwikkeling wat langzamer, maar de eerste successen zijn al te zien. De percelen worden door het  verschralingbeheer steeds soortenrijker. Zeer zeldzame soorten ontbreken nog, maar de eerste successen zijn al zichtbaar. Op diverse locaties groeien Holpijp en Veldrus. Beide soorten zijn kwelindicatoren.
In de gegraven poelen groeien grote populaties Drijvend fonteinkruid, Snavel- en Blaaszegge, Waterpostelein en Klein bronkruid, terwijl op de oever van één van de poelen de zeldzame en Rode Lijst soort de Stijve moerasweegbree zich heeft gevestigd. Klik >>>HIER<<< voor meer foto's