Nieuwsbrief Juni 2021

Inhoud
- Een verhaal over de das.
- Flora- en vegetatiekartering in de
  bufferzone van het Vragenderveen in 2020
- Een wandeling met... Jolien te Welscher
- Vriendenexcursie
- Maaibeheer

Een verhaal over de das
Door Roel Langendoen


De das blijft wel een geinige waarneming. Niet alleen om zijn verschijning: zo’n langzaam schuifelend en laag aan de grond
blijvend beest. Het lijkt in de beweging ook wel of zijn grijze jas wat aan de te grote kant is. Daarnaast maakt hij met zijn luide gesnuffel ook
nog eens te veel lawaai. Hij staat te boek als roofdier, maar de meeste prooidieren zijn te vlot voor hem. Hij eet wormen, slakken, kevers,
bosfruit en alles wat stil ligt. Geen echt gevaar dus. Maar sinds lange tijd is hij in Nederland en zeker in de Achterhoek een zeldzame
verschijning. En een dikke 30 jaar geleden meende ik in het veen al eens een das gezien te hebben. Dat was op afstand in de -wat nu bufferzone- heet.
Ik heb hem toen te kort gezien, maar aan de beweging en de verschijning dacht of hoopte ik dat dat een das was. Nu zijn er in de Achterhoek nog wel
enkele dassenburchten. Klinkt ook mooi: een dassen burcht. Alsof het een adellijk beest is. Enkele van die burchten worden vernield, soms
opzettelijk, maar vaak door onkunde of lomp gedrag. Ik weet er in ons deel van de Oost-Achterhoek nog een paar te zitten en snap goed dat iedereen de
kaken dicht houdt over de juiste locatie. Toch wel een beetje een trots bezit: zo’n dassenburcht in je terrein. En hoe blij was ik toen ik begin april sporen van een das zag in een al heel oud vossenhol, op een kleine 200 meter van ons huis. Ik had daar al vaker een gezin Reinaarden gezien.
Maar nu vond ik er iets van een latrine: een pies- en poepplek. Want dat doen die dassen in tegenstelling tot vossen. Ik heb er een wildcamera bij gehangen. En van de boswachters van Natuurmonumenten hoorde ik dat ook midden in het veen een das was gespot en op de wildcamera daar was vastgelegd. Er is er maar telkens 1 gezien, wat maakt dat we denken dat het er ook maar eentje was. Vanaf midden mei is ‘ie niet meer gezien. Een doortrekker voor korte tijd dan maar. Maar wel een hele geinige waarneming.

Flora- en vegetatiekartering in de bufferzone van het Vragenderveen in 2020.
Door Louis-Jan van den Berg (foto's auteur)



In maart 2020 verstrekte Stichting Marke Vragender Veen (SMVV) aan Berglinde BV de opdracht om een onderzoek uit te voeren in de
bufferzone van het Vragenderveen. Het onderzoek betreft een vlak dekkende vegetatie- en florakartering. SMVV wil een zogenaamde
‘nulmeting’ van de terreinen die ze beheert. De resultaten van dit onderzoek zullen worden gebruikt voor het evalueren van het uitgevoerde beheer tot nu toe en het succes van een aantal inrichtingsmaatregelen in de bufferzone.
Uitgevoerd is een vegetatiekartering en een florakartering.


Een vegetatiekartering houdt in, dat er gekeken wordt welke vegetatietypen in het gebied aanwezig zijn zoals graslanden, poelen en moerassen. Van
elk afzonderlijk vegetatietype wordt een zogenaamde vegetatieopname gemaakt. Een vegetatieopname is een steekproef binnen een vegetatietype.
Het is een document dat je vertelt welke plantensoorten op een bepaalde plek en op een bepaald moment samen voorkomen en met welke hoeveelheden die soorten daar groeien. Binnen deze opname worden alle plantensoorten en mossen genoteerd en van deze soorten ook de aantallen en/of het  percentage dat deze soorten bedekken. De locatie van deze opname wordt met behulp van GPS vastgelegd. Op deze manier is de ontwikkeling van de vegetatie goed te volgen, mits deze binnen enkele jaren op exact dezelfde locatie herhaald worden. De grootte van de opname varieert, van een grasland is dat meestal 5 x 5 meter, van een bos is dat 10 x 10 meter.



Naast een vegetatiekartering is er een florakartering uitgevoerd d.w.z. dat er gezocht wordt naar planten en mossen die in het gebied voorkomen. Niet
alle aanwezige plantensoorten werden genoteerd, maar gezocht werd naar soorten die op de Rode Lijst staan, naar wettelijk beschermde soorten en
naar een aantal aandachtssoorten die kenmerkend zijn voor het onderzochte gebied. De genoteerde soorten werden zodanig gekarteerd dat deze als een
stip op een verspreidingskaart zijn terug te vinden.
De volgende vegetatietypen of landschapselementen zijn in de bufferzone van de SMVV te vinden:

Graslanden
Graslanden zijn er in soorten en maten m.a.w. het ene grasland is het andere niet. Verreweg het grootste deel van het gebied bestaat uit cultuur genomen
grasland. Door verschraling onder een beheer van maaien en afvoeren van het maaisel en een extensieve begrazing door rundvee ontstaan steeds soortenrijkere graslanden. Voor de inrichting van de bufferzone waren dit soortenarme graslanden met vooral Engels raaigras, maar door het
gevoerde beheer worden deze graslanden steeds soortenrijker. Het zijn graslanden met veel Pinksterbloemen, paardenbloemen, boterbloemen en diverse grassoorten. Op diverse plekken is Kruipend zenegroen te vinden.

Kruipend zenegroen
Kruipend zenegroen is een indicator van leemhoudende bodem en komt voor in weinig of niet bemeste graslanden. Landelijk gezien gaat zij achteruit, maar in de bufferzone komt zij op diverse plekken voor en breidt zich gestaag uit.



Kale jonker
Kale jonker, een distelachtige, niet te verwarren met de ongewenste Akkerdistel, is een tweejarige plant, die in soortenarm cultuurgrasland niet meer te vinden is. Op vochtige plekken in graslanden in de bufferzone komt zij nog op een aantal plekken voor. Kale jonker is een waardplant voor veel vlinders, bijen en zweefvliegen en mede daarom zeer gewenst.

Veldrus
Op veel plekken in de uit beheer genomen graslanden komt Veldrus voor. Het is een kwelindicator, d.w.z. zij komt voor op plekken met uittredend grondwater. Het is een gewenste soort in graslanden, het is een teken dat het de goede kant op gaat met het gebied. Veldrus lijkt in de verte een beetje op Pitrus, maar Veldrus heeft een kruipende wortelstok, waardoor zij in vaak grote oppervlaktes voorkomt. Pitrus is een polvormende soort en groeit op
verstoorde plekken in grasland.



Vochtig hooiland (blauwgrasland)
Vochtig hooiland, ook wel blauwgrasland genoemd, zijn zeer soortenrijke graslanden, die vroeger veel voorkwamen, maar door verdroging en vermesting  terk zijn achteruit gegaan in Nederland. In een blauwgrasland groeien blauwe bloemen zoals Blauwe knoop en Klokjesgentiaan of planten met blauw gekleurd blad zoals Blauwe zegge, vandaar de naam. In de bufferzone liggen op geplagde bodem enkele graslanden die jaarlijks gemaaid worden en  waarvan het maaisel wordt afgevoerd. Begraasd worden deze graslanden niet. Een blauwgrasland is het nog niet, maar het gaat de goede kant uit.



Kleine zonnedauw Op enkele plekken zijn tijdens de inrichting van de bufferzone natuurontwikkelingsterreinen gerealiseerd, die zich mogelijk tot blauwgrasland gaan ontwikkelen. Op deze terreinen, waar de voedselrijke, bemeste bovenlaag is verwijderd (geplagd), komen zaden aan de
oppervlakte van planten die hier soms vele tientallen jaren geleden gegroeid hebben en weer kunnen kiemen. Verscheidene planten hebben zaden die soms meer dan een eeuw in de bodem kunnen overleven, zodra de omstandigheden geschikt zijn kiemen zij weer. Een voorbeeld is zonnedauw, een vleesetende plant, die zijn ‘prooi’ vangt met een zoete kleefstof die zich op de bladeren bevind. De insecten worden hierdoor aangetrokken om van de zoete druppels te snoepen, maar blijven hier vervolgens aan plakken. Zonnedauw is een pionier, die vaak enkele jaren na de ingreep weer het veld zal ruimen.



Orchideeën
Een zeer tot de verbeelding sprekende plantengroep zijn de orchideeën. In Nederland staan de meeste orchideeënsoorten op de Rode Lijst of zijn wettelijk beschermd. Ze staan niet voor niets op deze lijst, ze zijn zeldzaam en erg kieskeurig in het kiezen van een groeiplaats. Orchideeën produceren duizenden
stoffijne zaden die door de wind verspreid worden. Deze zaden komen natuurlijk overal terecht, maar kiemen alleen op plekken die geschikt zijn en dat zijn  er niet zo heel veel meer tegenwoordig. Op genoemde natuurontwikkelingsterreinen worden de laatste jaren met enige regelmaat orchideeën aangetroffen.
In de bufferzone van het Vragenderveen hebben zich inmiddels twee soorten gevestigd, de Gevlekte orchis en de Rietorchis. Van de Gevlekte orchis worden het er elk jaar meer.



Schraallandpaardenbloem
Paardenbloemen kent natuurlijk iedereen, maar weinig mensen weten dat er in Nederland meer dan honderd verschillende paardenbloemensoorten voorkomen. De meeste zijn zeldzaam of worden misschien niet altijd herkent, maar wat ook meespeelt is de korte tijd dat paardenbloemen op naam gebracht kunnen worden. De planten zijn alleen in de bloeitijd met zekerheid te determineren en de bloeitijd duurt maar enkele weken. De algemeenste paardenbloem, die in hetvoorjaar de graslanden geel kleurt heet dan ook de Gewone paardenbloem. In de bufferzone heeft zich een zeldzame  paardenbloem gevestigd, de Schraallandpaardenbloem. Deze is vrij goed te herkennen aan de omwindselblaadjes, dat zijn de groene blaadjes onder de gele kroonbladen.  Deze omwindselblaadjes zijn aanliggend, bij de Gewone paardenbloem zijn deze terug gekromd. Paardenbloemen zijn windverspreiders, zij komen dus aanwaaien.



Blauwe knoop
Blauwe knoop is een tot ongeveer 80cm hoge plant. Nog niet zo lang geleden groeide Blauwe knoop in het cultuurlandschap in de Achterhoek nog veel in bermen en langs waterschapsleidingen. Door een verkeerd beheer en door vermesting is zij daar nagenoeg verdwenen. Tegenwoordig groeit Blauwe knoop vrijwel alleen nog maar in reservaten. In één van de geplagde terreinen verscheen zij al dan niet met behulp van beheerder(s) en breidt zich daar
uit. Inmiddels zijn er honderden planten te vinden. Blauwe knoop is een goede nectarbron voor vlinders, bijen, zweefvliegen en andere insecten en dus een gewenste soort.

Heischraal grasland
Heischraal grasland behoort tot één van de meest bedreigde vegetatietypes in Nederland. Het zijn droge graslanden in heidegebied, met een geringe bedekking van Struikhei. Slechts op de Veluwe zijn nog graslanden van dit type in redelijke oppervlaktes te vinden, maar gaat ook hier sterk achteruit. In de Achterhoek zijn nog enkele ‘snippers’ te vinden in bermen en de laatste jaren ook wel op natuurontwikkelingsterreinen. Vaak betreft het een verarmde vorm  met slechts enkele kenmerkende soorten. In de bufferzone is een kleine plek van dit vegetatietype te vinden op geplagde bodem.



Klein vogelpootje
Klein vogelpootje is een vlinderbloemige plant die niet veel hoger wordt dan enkele centimeters. De peulen met zaad lijken met een beetje fantasie op de pootjes van kleine vogels. De bloemen zijn zeer klein en oranje-geel gekleurd. Klein vogelpootje groeit bij voorkeur op droge, schrale onbemeste grond. Op
één plek in de bufferzone groeien honderden planten.



Stekelbrem
Stekelbrem is een opvallende plant met gele bloemen en was tot voor kort een zeldzame verschijning in de Achterhoek, maar door de diverse natuurherstelprojecten lijkt het tij een beetje te keren. Toch staat Stekelbrem nog steeds op de Rode Lijst als Gevoelig. Stekelbrem heeft zaden die tientallen jaren in de bodem kunnen overleven, als de omstandigheden geschikt zijn. In de bufferzone, door te plaggen, kan deze soort na een lange
afwezigheid weer verschijnen. In de bufferzone groeien tientallen planten op geplagde grond.



Tandjesgras
Tandjesgras is een in dichte pollen groeiend gras. Zij is gemakkelijk herkenbaar aan de bladen die aan de bovenzijde blauw gekleurd zijn, maar aan de onderzijde glanzend groen gekleurd. Tandjesgras was nog niet zo lang geleden niet zeldzaam in de Achterhoek. Groeiplekken waren te vinden op schrale plekken in bermen, op de bovenzijde van het talud van waterschapsleidingen en in heidevelden in reservaten. In het huidige cultuurlandschap is
Tandjesgras tegenwoordig door vermesting een zeldzame verschijning geworden. In de bufferzone groeit Tandjesgras op droge, onbemeste, zure bodem op geplagde grond.

Poelen
Bij de inrichting van de bufferzone in 2000 zijn verspreid over het gebied een drietal kikkerpoelen gegraven. Vroeger werden poelen in grasland gegraven als drinkpoel voor het vee. Tegenwoordig worden deze poelen aangelegd als leefgebied voor amfibieën (kikkers en salamanders), libellen en andere in het water levende insecten. Maar in en om deze poelen verschijnen ook planten die gebonden zijn aan dit biotoop.



Stijve moerasweegbree
Stijve moerasweegbree is een zeer zeldzame soort die op de Rode Lijst als Bedreigd staat. Zij is gebonden aan zeer specifieke milieus en groeit op lemige bodem op plekken die ’s winters onder water staan en ’s zomers droogvallen. Vroeger kwam Stijve moerasweegbree algemeen voor op de hogere zandgronden, maar zij is tegenwoordig een zeldzaamheid geworden. Stijve moerasweegbree vormt zaden die meer dan een eeuw in de bodem kunnen overleven, dit kan de redding zijn voor deze soort. In één van de gegraven poelen zijn honderden pollen te vinden



Waterpostelein
Waterpostelein is een kleine laagblijvende pionier, die na plagwerkzaamheden vaak als eerste op de kale bodem verschijnt en na verloop van tijd als de  vegetatie te dicht wordt weer zal verdwijnen. In de  bufferzone is de situatie anders. Één van de poelen wordt door het vee gebruikt als drinkplaats, hierdoor blijft de bodem open en biedt voor Waterpostelein elk jaar nieuwe mogelijkheden om te kiemen. Waterpostelein groeit op plekken, die in de winter onder water staan en in de zomer licht opdrogen.



Watercrassula
Watercrassula is inheems in Australië en Nieuw Zeeland en is ooit in Europa ingevoerd als aquarium- en vijverplant. Zij behoort tot de familie van de vetplanten. In vijvers gaat Watercrassula al gauw woekeren en overtollige planten worden door tuinbezitters in sloten en in poelen gedumpt. Verspreiding door watervogels doet de rest. Een populatie kan binnen enkele jaren uitgroeien van enkele vierkante decimeters tot enkele hectares en overwoekert de inheemse vegetatie. In de bufferzone heeft Watercrassula zich inmiddels ook al gevestigd. De soort wordt bestreden, maar het is de vraag of het effect zal sorteren

Ondanks dit laatste zorgelijke bericht heeft de bufferzone zich de laatste twintig jaar ontwikkeld tot een sieraad in het landschap, waar de Stichting
Marke Vragender Veen trots op mag zijn.

Een wandeling met... Jolien te Welscher
Door Maria Neumann


Wat hebben wij hier in Nederland een mooi voorjaar gehad met bakken regen, tussendoor zon en af en toe een herfstachtige storm. Heel fijn groeiweer oftewel, weer om te groeien. Alle planten en bomen gedijen er fantastisch op. Precies op zo'n dag dat dit alles bij elkaar kwam gingen Jolien te
Welscher en ik beginnen aan een mooie wandeling rondom het Vragender-, Korenburger- en Meddoseveen. Wij liepen het Schaddenpad. Deze route is ten opzichte van vorig jaar een heel stuk veranderd door plagwerkzaamheden die gepaard gaan met het herstelplan die Natuurmonumenten uitgevoerd heeft en nog aan het uitvoeren is. Er ligt nu veel meer water aan de kant van Corle, waardoor het ook nu weer aan te raden is om laarzen of waterdichte wandelschoenen aan te trekken. Jolien is geboren en getogen in Lichtenvoorde. Met haar ouders en zussen kwam zij als kind vaak in de Schans, in het Rommelgebergte of in het Aaltense Goor. Na school trok ze naar de grote stad. Het werd Amsterdam en na een paar jaar verhuisde ze naar Antwerpen voor een studie restauratie. Al in Amsterdam besloot zij een jaar te gaan reizen. Hoe mooi de grote steden ook kunnen zijn, Jolien vond het daar ook erg druk en zij miste de groene omgeving enorm.

Op Pelgrimstocht



Een manier van reizen en tegelijkertijd heel veel buiten zijn is het maken van een  pelgrimstocht. Dat je niets anders hoeft dan wandelen, eten, slapen, alleen met jezelf zijn, ontspannen, de rust, het weer en verbonden zijn met de natuur, sprak Jolien heel erg aan. Zij ging plannen maken om vier weken te gaan wandelen en in de winter van 2015/2016 begon zij aan haar tocht van Lissabon naar Santiago de Compostela. De Camino de Santiago, zoals de Spanjaarden deze pelgrimstocht noemen, kan je vanaf allerlei plaatsen beginnen te lopen.
Afhankelijk van hoeveel tijd je ervoor wilt nemen, maak je een keuze voor je eigen route. Wanneer je de Camino Portugues loopt, een route van zo'n
620 kilometer, loop je met de zon in je rug, wat Jolien prettig vond. Zij koos ervoor in de winter aan haar tocht beginnen, omdat er dan in tegenstelling tot zomers, maar weinig mensen de Camino lopen. Waar je in de zomer de kans loopt dat er in een overvolle herberg geen plek meer voor je is, heb je in de winter kans dat herbergen gesloten zijn wegens te weinig pelgrims. Dat betekent verder lopen naar de volgende herberg. Die afstand kan zomaar 20 km bedragen. Ook lopen de meeste mensen maar een week of twee. Dus hoe dichter je bij Santiago de Compostela komt, hoe drukker het op de wegen en paden wordt.



Het Verleden
Het lopen naar Santiago de Compostela kan je opdelen in drie fases. Een ieder heeft zijn eigen reden waarom hij of zij aan deze tocht begint. Het kan gaan om hele persoonlijke beweegredenen, zingeving, probleemoplossingen. Als pelgrim ben je ook zoekende. Door te lopen kan je letterlijk en figuurlijk een uitweg vinden, omdat jij je met niks anders dan jezelf bezig houdt, niet  afgeleid wordt, in een hele bewuste status verkeerd. Jij houdt je vooral bezig met wat ertoe geleid heeft waarom jij nu hier bent. Waar je ook mee zit, hier en nu is er de tijd voor om over alles rustig na te kunnen denken.

De Toekomst

Zo langzaam aan wen je aan het vele lopen, de fysieke pijn die je ervaart door 30 tot 40 kilometer per dag te wandelen slaat om in ontzettende voldoening. Door elke dag je doel te bereiken door weer en wind, regen en kou, vier je elke dag een kleine overwinning. Ook ga jij je afvragen wat je in de toekomst misschien anders gaat doen op gebied van werk of studie of in je persoonlijke relaties. En je begint steeds meer te genieten, de pijn word minder, de vreugde groter. Het voelt als een avontuur en dat is het ook. Leren wildplassen met de backpack en al nog op de rug is er een van. Of bagage minderen. Je leert wat je echt nodig hebt en wat niet, word vindingrijk. Want jij moet het allemaal zelf dragen, elke dag weer. Hoe meer ballast, hoe zwaarder de tocht.
Het Hier en Nu Ondertussen ben je aan de pijn gewend en aan de regen, de bergen, de dieren. Je loopt op je intuïtie, hebt geen afleiding, als je zoals Jolien kiest om met behulp van een kaart, de bewegwijzering en een kompas te lopen in plaats van met je mobiel. En het maakt je ook niets meer uit of je
zeiknat geregend bent. Je ziet ineens veel meer, omdat je beter kijkt. De tijd lees je weer af aan de stand van de zon in plaats van je horloge. Met elke
stap die je maakt, elk probleem wat je tegen komt groei je weer een stukje boven je uit. Jij word zelfverzekerder en bewuster van wat je allemaal kunt.
Langs de Camino kom je vele lieve mensen tegen die je weleens een appel of iets anders toestoppen. Ook ontmoet je onderweg andere pelgrims, trek je soms een dag of meer met iemand op, houd je rekening met elkaar. Zo liep Jolien een keer samen met een Braziliaan en zijn ze op gegeven moment verdwaalt in het bos. Het was al donker, het regende en nergens een herberg in het zicht. Zij vonden uiteindelijk een weg, en na uren lopen stonden zij vast op een kruispunt. Ze kwamen er niet uit welke kant zij uit moesten lopen en besloten de eerstvolgende auto aan te houden om hulp te vragen. Deze
persoon bleek de eigenaar te zijn van de herberg waar ze naar op zoek waren. Zo kreeg Jolien vaker het gevoel dat je aantrekt wat je nodig hebt, en dat
vanzelf op je pad komt. Rond de kerstdagen liep ze alleen en waren de herbergen allemaal dicht. Ze kwam een familie tegen die haar uitnodigde
om kerst met hun door te brengen. Zij kreeg een slaapplek en te eten en zij zorgden heel goed voor haar. En zo zijn er nog veel meer fijne ontmoetingen, herinneringen en vriendschappen die Jolien gemaakt heeft. Toen zij in de winter van 2018 /2019 voor de tweede keer de Camino ging lopen, ondertussen woonde Jolien weer in Lichtenvoorde, liep ze een andere route, namelijk van Cáceres naar Santiago de Compostela. Deze route heet de Via de la Plata. Daarvoor nam ze deze keer zelfs 5 weken de tijd, want deze route was maar liefst 740 km lang en verandert langzaamaan van landklimaat naar
zeeklimaat. Al met al maakt het niet uit welke route je loopt, als je maar gewoon loopt. Toen Jolien voor de eerste keer in Santiago de Compostela aan kwam, was zij die dag de enige pelgrim. Ze ging met haar stempelboekje naar kantoor en daarna naar de kathedraal. Het was een haast magische ervaring en het drong tot haar door hoeveel geluk zij heeft gehad dat zij zo een eindbestemming gehaald heeft. Jolien besefte dat het einddoel niet het doel is, maar de reis op zich. Het lopen is verslavend, elke dag verheugde zij zich er weer op, der herhaling gaf haar rust en met het halen van je doel is er blijdschap, maar ook een stukje  verdriet dat de tocht voorbij is. Onze wandeltocht rondom het veen duurde maar een paar uur. Wij namen de tijd om te bespreken wat er voor ons en onze naasten echt belangrijk is in het leven. Onder andere was dat dat wij vaker met elkaar willen gaan wandelen in de mooie  natuurgebieden rondom onze woonplaats. Ook een kortere wandeling is al uiterst geschikt om je gedachten op orde te krijgen of juist om bij te praten met die ene vriend die je al langer niet hebt gezien.



Vriendenexcursie
Op zondag 29 augustus 2021 is er weer de jaarlijkse excursie voor de donateurs van de vriendenclub naar het Vragenderveen plaats.
Ontvangst is om 9.30 uur bij Restaurant Beneman in Vragender. De excursie zal de hele ochtend in beslag nemen. Aanmelden kan tot 25 augustus 2021 via vriendenclub@vragenderveen.nl of bij Familie Boschker: 0544-372030. Indien er door coronamaatregelen wijzigingen in het  programma van de excursie komen, zullen wij dit bericht op de website van het Vragenderveen zetten. Diegene die zich per mail hebben opgegeven zullen wij ook per mail op
de hoogte stellen van eventuele wijzigingen.

Toelichting maaibeheer bufferzone Vragenderveen 2021
Door het bestuur van de SMVV

Aanleiding
Stichting Marke Vragender Veen heeft (een groot deel van) het Vragenderveen en de aan het veen grenzende bufferzone in eigendom en beheer.
De bufferzone bestaat uit extensief al of niet beweide graslanden, houtsingels, struwelen en kleine bosjes, poelen, greppels en onverharde paden. In het verleden zijn een aantal percelen afgeplagd. De eerste 17 jaar vanaf 2000, zijn de graslanden verschraald d.m.v. niet bemesten, maaien en afvoeren en na
beweiding. Omdat de resultaten niet waren zoals gehoopt en verwacht, is het beheer de laatste 3 jaren overgegaan in het niet bemesten en extensief beweiden van de graslanden met 1,5 GVE/ha. Ook hiervan zijn de resultaten niet helemaal wat gehoopt en verwacht werd. De graslanden blijven in eenzelfde stadium ‘hangen’: er treedt te weinig ontwikkeling op die leidt tot het gewenste bloemrijke grasland effect.

Doel
De SMVV wenst voor een aantal percelen een meer bloemrijk en meer gevarieerd grasland te ontwikkelen. Hiervoor wordt het beheer voor de komende jaren enigszins aangepast en willen we via deze toelichting uitleggen hoe we dat denken te realiseren.

Beheer voorstel
De bufferzone van het Vragenderveen bestaat uit meerdere percelen. Om een conclusie te kunnen trekken of en welke beheersmaatregelen welk effect hebben, is het van belang om een aantal verschillende percelen een ander beheer te geven. Dit is in de bufferzone ook praktisch haalbaar. Om een meer bloemrijk grasland te ontwikkelen worden een aantal percelen intensiever gemaaid, waarbij het maaisel afgevoerd wordt. Deze graslanden bevinden zich voor een groot deel in de witbol/rood zwenkgras/grassenmixstadium d.w.z. dat de begroeiing nog tamelijkkruidenarm is en de soorten vrij algemeen. Daarnaast ligt de gewasopbrengst nog op een relatief hoog niveau. De kleur en structuur van de grasmat zijn nog redelijk homogeen en worden
bepaald door het dominante gras. Door lichtconcurrentie en soms ook massale zaadvorming blijven de grassen dominant en blijft de ontwikkeling hangen.
Er is wel een ontwikkeling gaande naar een meer gevarieerde vegetatiebegroeiing, maar meestal zijn de minder algemene kruiden als individu aanwezig, dus niet in grote getale, hetgeen wel wenselijk is. Soorten als Reukgras, Gewoon en Moerasstruisgras, Zwarte zegge, Moerasrolklaver en kale jonker
komen in verschillende percelen voor en laten een ontwikkeling naar een bloemrijker grasland zien.

Probleem
Ondanks het extensieve beheer van de afgelopen 20 jaar blijft de ontwikkeling steken. Een mogelijke reden daarvan kan zijn dat er te laat gemaaid wordt, waardoor de aanwezige grassen te lang in het jaar de mogelijkheid hebben gekregen voldoende tot groei en zaadvorming te komen.

Maatregelen
Om meer variatie en een bloemrijker geheel te bereiken zal er de eerste jaren nog meer/intensiever verschraling plaats moeten vinden. Dit wordt in de vorm van niet bemesten en maaien en afvoeren bereikt, maar dan intensiever dan in het verleden: minimaal 2 keer per jaar. Deze combinatie zorgt voor een  nelle
opbrengstdaling. In de eerste drie jaren zal er vroeg gemaaid worden. De eerste of tweede helft van mei of uiterlijk eind mei, begin juni zijn de meest geschikte perioden. De dominante grassen steken dan namelijk hun energie in het doorschieten van de bloeistengel om tot bloei te komen. Het niet bemesten na de maaibeurt vertraagt vervolgens hergroei van dominante grassen. De meeste kruiden hebben een latere voorjaarsontwikkeling dan de
algemene grassoorten. Door de relatief vroege maaibeurt in de eerste jaren, groeien deze kruiden relatief snel door en onderdrukken de hergroei van de tot dan toe dominante soorten.



Fauna
Dit vroege maaien lijkt en is ook tegenstrijdig met de fauna die ook in het gebied een kans moet krijgen. Het is echter van groot belang eerst de voedingstoestand behoorlijk terug te brengen om een niveau te halen dat voor kruiden en faunarijk grasland Al naar gelang de ontwikkeling
kunnen de maaibeurten in de graskruidenmix stadium, later in het jaar uitgevoerd worden. Het blijft belangrijk dat het grasland in welk stadium dan ook, voldoende kort de winter in gaat. Dit om vervilting te voorkomen. Vervilting van de zode is nadelig voor de zaadkieming en ontwikkeling van jonge planten. De graslandontwikkeling wordt erdoor verstoord.
Daarnaast willen we op een perceel een soort proef doen met het zeer kruidenrijk hooi van elders op te brengen. Op deze manier komt er op een versnelde manier zaad van minder algemene kruiden op het perceel. Dit hooi komt uit de streek met een vergelijkbare situatie als de bufferzone.













 

< Terug naar het nieuwsoverzicht