’t Schaddenpad


Wandelroute ’t Schaddenpad kunt u GRATIS downloaden. Op pagina 2 van de pdf file vindt u een uitgebreide plattegrond waarmee de route gemakkelijk gewandeld kan worden. Veel wandelplezier.

Download HIER wandelroute ’t Schaddenpad >>>

Deze tocht gaat door ruig gebied rond het Korenburgerveen en is tijdelijk 13 kilometer lang. U bent zeker 3,5 uur onderweg. We raden u aan laarzen te dragen, zeker in de natte tijd van het jaar. De route wordt gemarkeerd met palen met groene pijlen. De punt van de palen wijzen niet altijd naar de goede richting, de groene pijltjes doen dat wel. (De palen hebben niet meer de rode koppen)

1. U staat op de parkeerplaats aan de Maneschijnweg, een van de startpunten van de wandelroute. Voor u ligt een tocht van 13 kilometer door een ruig gebied. U bent zeker wel drieënhalf uur onderweg. Wij raden u aan laarzen te dragen, zeker in de natte tijd van het jaar. De route gaat met de klok mee.



2. De verlengde Meekesweg, richting het moeras en de natuurobservatiepost.



3. Op deze plek staat de natuurobservatiepost met een hoogte van vijftien meter.
De ‘Weg onderlangs het veen’, zoals het zandpad hier heet, moet open blijven voor de brandweer, mocht er ooit brand ontstaan. Aan dit pad is de roze winterpostelein te vinden.



3a Hier zie je de NatuurObsrevatiePost in volle glorie.



4. Hier zie je een pad welke naar het gevaarlijke moeras leidt.



5. In deze ruige weilanden vindt men pitrus en in de zomeravonden kan het licht van vuurvliegjes te zien zijn. Pitrus is een wilde vaste plant die groeit op vochtige kalkarme plekken, zoals langs waterkanten, in weilanden en moerassen.
De glanzend groene stengels zijn gevuld met een wit sponzig merg. Dit weefsel transporteert zuurstof naar de wortels. Pitrus dankt zijn naam aan het feit dat de pit (witte mergstaafje) vroeger als lampenpit werd gebruikt. Tot in de 19de eeuw werd de plant gebruikt voor het vlechten van matten. Talrijk voorkomen van pitrus is veelal een teken van verstoring in de waterhuishouding en te hoge voedselrijkdom.



6. Het vuurvliegje behoort tot de familie van de Lampyridae en is zeer bijzonder omdat ze licht uitstralen. Als het donker wordt kun je ze massaal zien vliegen gelijkend op vele kleine led-lampjes. Vuurvliegjes stralen licht uit om elkaar te vinden en paartjes te vormen. Een van de stoffen die in het lichaam voorkomt en licht afgeeft heet Lucifera, waar het woord lucifer vandaan komt.



7. U bevindt zich op het Gretemansdiek, halverwege staat een uitkijkpost, hier zit regelmatig de kraanvogel, we gaan linksaf  langs het spoor naar de Meddoseweg. Daar kunnen we het spoor over en moeten vervolgens zo’n vijfhonderd meter over de Meddoseweg. Pas dan kunnen we rechtsaf, weer het gebied in.



8. Hier gaan we het spoor van de NS over. We gaan een paar honderd meter over de verharde weg. De spoorlijn loopt dwars door het veencomplex en is  aangelegd door de opgang gekomen textielindustrie. In 1872 werd de NWS opgericht en later werd de concessie voor de lijn verder door naar Gelsenkirchen verkregen. Dat laatste deel is nu de Borkensebaan. (bron Wikipedia)



9. Wilde Bertram is een vaste plant die behoort tot de familie van de composieten. De plant wordt 30 – 90 cm hoog en vormt ondergrondse uitlopers. Wilde Bertram bloeit van juli tot september. De meestal niet meer dan 1 cm grote hoofdjes hebben geel - witte buisbloemen met witte randstandige lintbloemen. Hij groeit op zonnige plaatsen aan waterkanten, in natte graslanden en op moerassige gronden.
Foto: Louis-Jan van den Berg.



10. Naast deze nog jonge houtsingel ontwikkelt zich een gevarieerde kruidenvegetatie. Het eerste deel is schraal grasland met o.a. soorten als schapenzuring, gewone veldbies, gewoon biggenkruid en roodzwenkgras. Ook zien we een grote variatie van mossen zoals o.a. fraai haarmos, gewoon haakmos, gewoon puntmos, dikkopmos en groot laddermos. Verder op zien we een ruigtkruidenvegetatie die duidt op voedselrijkdom zoals grote brandnetel en akkerdistel.
De grote brandnetel is onder de inheemse planten voor veel vlindersoorten de belangrijkste voedselplant. Het meest bekend zijn de fraaie dagvlinders atalanta, dagpauwoog en kleine vos.



11. Een houtwal of houtsingel is een geheel of gedeeltelijk aan de natuur overgelaten erfscheiding, vaak ook tussen weilanden, die kan bestaan uit bomen en/of struiken. Beplantingen die op een kunstmatige aardenwal staan noemt men een houtwal en beplantingen op dezelfde hoogte als het omringend land wordt een houtsingel genoemd.
Van oorsprong hadden houtwallen als functie het wild buiten en het vee binnen de landbouwpercelen te houden. Daarnaast leverde het geriefhout en brandhout. Houtwallen en singels zijn ecologisch van bijzondere betekenis en herbergen een grote verscheidenheid aan planten en dieren.

Amfibieënpoelen vormen zeer waardevolle landschapselementen omwille van hun grote belang voor amfibieën en het waterleven in het algemeen.
De bedoeling is om een leefplaats te creëren voor bedreigde soorten zoals bijv. de kamsalamander. 
In het verleden zijn vele van dergelijke biotopen, die gebruikt werden als veedrinkpoel gedempt. Tegenwoordig zijn er subsidie mogelijkheden voor aanleg en onderhoud van poelen. 
Onder een poel wordt verstaan een van nature waterhoudend element zonder contact met open water.
Zo'n poel kan af en toe droogvallen wat weer tot gevolg heeft dat de eventueel aanwezige vissen worden gedood.

Kleinschalige landbouw
Hier en daar zie je nog kleine graslandpercelen zoals vroeger gebruikelijk was met als afscheiding veel zwarte els. Die elzen werden regelmatig afgezet en o.a. gebruikt voor sleetjes om op de hilde het hooi te vatten. De grasgroei kwam vaak laat op gang door dat deze natte gronden niet snel opwarmen. De houtopstand gaf ook veel schaduwwerking waardoor het hooien niet gemakkelijk ging. 
Het grasland veelal bestaand uit witbol en pitrus is weinig soortenrijk. Door schaalvergroting en intensievering zijn deze percelen verdwenen.



12. Noordelijke deel van het Meddoseveen, hier is het nog tamelijk droog. Het Meddoseveen is nu van Natuurmonumenten.



13. Hier aan de Kooiveldweg is er weer een startplek voor de wandelaars. We begeven ons vanaf deze plaats regelrecht het Meddoseveen in. De eerste knuppelpaden duiken op. Deze paden zijn gemaakt van boomstammetjes die dwars op het pad zijn gelegd. Ze zorgen (meestal) voor droge voeten. We lopen langs een NAP hoogtemeter die de stand van het water aangeeft en een stuw.



14. Hier zie een zg knuppelpad dat is aangelegd om niet door de bovenlaag te zakken. Het hout verrot niet maar wordt keihard, versteend, door het zure water.



15. De koningsvaren groeit op natte, zure tot zwak zure grond in loofbossen, aan beschaduwde slootkanten en in veenmoerassen.
De plant heeft dubbelgeveerde bladeren en varieert in hoogte van 0.3 tot 2 m. De sporenhoopjes zitten aan de vruchtbare bladen van de smalle deelblaadjes. De koningsvaren kan tot 100 jaar oud worden en staat op de lijst van wettelijk beschermde planten.
De wilde gagel is een bladverliezende struik die voorkomt op natte, zure, venige grond op heidevelden in moerasbossen en moerassen.
Deze aromatisch geurende struik wordt 0.6 tot 1.5 m hoog. De struik is tweehuizig waardoor op een struik enkel mannelijke of vrouwelijke katjes voorkomen. Vanwege de bittere stof in de bladeren wordt hij ook in plaats van hop gebruikt en is het bier daardoor langer houdbaar.
De plant is in aantal sterk afgenomen en staat op de Nederlandse rode lijst.



16. In het open gebied is er een prachtig uitzicht over het Meddoseveen. Her en der staat water in oude turfgaten. De turf werd vanaf de zestiende eeuw tot begin van de vorige eeuw nog gestoken. Dat was hard werken, maar de kachel brandde er goed van. Hier vindt weer veenvorming plaats.
In dit gebied wordt "nieuwe natuur" ontwikkeld. Een deel van de bodem is afgeplagd zodat oude zaadbanken weer aan de oppervlakte komen. Dat werk heeft snel succes opgeleverd, want zeldzame planten als zonnedauw en klokjesgentiaan zijn al gesignaleerd. Bovendien zijn er amfibieënpoelen gegraven, vooral voor de kamsalamander.
In het Meddoseveen is zo’n zeven jaar geleden door de beheerder, Natuurmonumenten, een metalen uitkijktoren geplaatst. Vanaf zo’n tien meter hoogte geeft de toren een prachtig uitzicht.



17. Vanaf deze zandweg (Kooiveldweg) lopen richting Den Oppas, een woning van Natuurmonumenten.



18. Hier is aan de rand van het veen, langs de openbare weg een klein natuurgebiedje ingericht met een standbeeld van Victor Westhoff. Deze veldbioloog zorgde er begin vorige eeuw voor dat het Korenburgerveen beschermd werd. Bij zijn standbeeld groeien inmiddels bijzondere planten en komen er bovendien diverse soorten libellen voor.



19. We bevinden ons op het Jöddendiekske, een plek die herinnert aan de Tweede Wereldoorlog. In die dagen zijn hier 21 mensen gefusilleerd.
In het boek Met de moed van de angst (Staringinstituut, Zutphen 1981) staat hierover vermeld:
In Den Oppas woonde vroeger de opzichter van het natuurmonument Het Korenburgerveen. Het Korenburgerveen is een komveen, d.w.z. het gebied ligt een stuk lager dan de omringende gronden. Doordat de bodem een ondoordringbare bodem heeft bleef het regenwater hierin staan. Het gebied bestaat momenteel uit twee gedeelten: Het oostelijke deel “Korenburgerveen, Corleseveen en Meddoseveen is van Natuurmonumenten en het westelijke deel “Het Vragenderveen” is van de Stichting Marke Vragender Veen. In het midden van het veen, bijna op de grens met het Korenburgerveen, lag in het Vragenderveen op een hogere zandrug, (onderduikersbult) een hut. Hier hebben 4 inwoners tijdens razzia’s zich verscholen. De hut had de toepasselijke naam “Villa Duikelaar”. Ook in het Korenburgerveen hebben zich aan de zuidkant 21 joden verscholen. Zoveel mensen dat kon niet onopgemerkt blijven, ze werden aangegeven bij de Duitsers en op 27 november van 1942 gearresteerd. Drie van de opgepakte mensen hebben kans gezien te ontsnappen.



20. In dit ruige gebied ontspringt de Schaarsbeek. Deze beek gaat door de rand van het veen richting Bredevoort en Aalten. Gelukkig maar want het water is te voedselrijk en zou in het veen veel schade aanrichten. In dit gebied zijn bovendien een viertal amfibieënpoelen gegraven. Vanwege het ruige terrein moet de wandelaar hier goed op zijn enkels passen. Hier sta je op de grens van Winterswijk en Oost Gelre.




21. Langs de bosrand ontwikkelt zich een wilgenstruweel. Wilgen zijn tweehuizige voorjaarsbloeiers die door insecten worden bestoven. Sommige wilgen beginnen reeds in maart te bloeien voordat de bladeren verschijnen. Wilgen hebben een grote lichtbehoefte. Tot voor kort waren wilgenbossen uitsluitend aanwezig in de vorm van grienden waarvan hun jonge twijgen werden geoogst. Terwijl wilgenvloedbossen weinig zeldzame plantensoorten bevatten zijn ze dikwijls wel rijk aan mosflora. Wilgen vormen in het voorjaar een onontbeerlijke stuifmeel(nectar)bron voor vroeg vliegende bijen en zweefvliegen. 
Ook wordt hier wel de grote weerschijnvlinder waargenomen met zijn prachtig blauw oplichtende vleugels. De vlinder heeft een voorkeur voor vochtige loofbossen en wilgenvloedbossen. In het zeer ruige natte grasland groeit hoofdzakelijk rietgras, liesgras en pitrus.



22. Hier aan de Pollendiek is een opstappunt. Hier kruist bovendien het Pleiterpad, een ommetje van enkele kilometers.
In deze natte gebieden zijn de zogenaamde moerasbossen ontstaan. Zo'n moerasbos is bijv. een elzenbroekbos. De zwarte els die hier groeit is bij uitstek een soort die van natte voeten houdt, daar waar de meeste andere soorten helemaal niet groeien. De wortels van zwarte els hebben een zeer geringe zuurstofbehoefte. Een elzenbroekbos bestaat voornamelijk uit zwarte els, karakteristiek is zijn grote vermogen om na het afzetten weer snel uit te kunnen lopen. Het hout is weinig duurzaam en wordt gebruikt als brandhout.
Er is een bosplant die kenmerkend is voor het elzenbroekbos: de elzenzegge (Carex elongata). Deze grasgroene plant groeit in dichte pollen of vormt soms horsten. De soort groeit vooral op beschaduwde drassige, matig zure, humusrijke venige zand – en leemgrond.
Een andere zegge soort is de grijs, groene, dichte pollenvormende stijve zegge. Deze vroegbloeiende soort groeit in ondiep water en in moerassen op uiteenlopende grondsoorten zoals, zand, leem, rivierklei en veen.
Vanaf hier loop je door tot aan het beginpunt.